In de laatste IJstijd vormde zich de bodem rond de huidige Halse Barrier toen grote hoeveelheden fijn zand door de zuid-westelijke wind werden verplaatst. Hal bevond zich zuidelijk van de lijn Haarlem-Nijmegen die in die tijd was bedekt met ijs en waar de stuwwallen voorkomen. Het was een zeer droog en open gebied waar de elementen vrij spel hadden. Lange "dekzandruggen" ontstonden zo in heel Brabant, lopend van zuidwesten naar noordoosten. Parallel hieraan liepen veelal de rivieren, zo ook de Dommel en Essche stroom.
Bij Hal was een lager gelegen gebied dat in die tijd vaak overstroomde en niet voor bewoning geschikt was. Hal zelf ligt op de aanloop van een dekzandrug die deel uitmaakt van de veel uitgestrektere "Midden-Brabantse dekzandrug".
Op dergelijke dekzandruggen ontstonden in de late Middeleeuwen gehuchten omdat deze hoger gelegen gebieden niet overstroomden, de lager omliggende delen overstroomden met regelmaat en waren om die reden wel erg geschikt voor akkerbouw of veeteelt. Een van de gehuchten die in de Middeleeuwen ontstond, was Hal, net als Zelissel, Onrooij en Gemonde.
Het eerste officiele document dat "Hall" als gehucht opneemt, dateert uit 1352, samen met de omliggende gehuchten: Gemonden, Munsell, Onroede, Lugterliempde, Lenneshovell, boxtel, Breuckelen, Selissel, Hall, Hoelt, Tongeren, Roendt ende Luijcell.
Waar de naam Hal vandaan komt is niet met zekerheid te zeggen. Normaliter wordt "Hal" in verband gebracht met een overdekte ruimte of markt, zoals die nog bestaat in stedelijke namen als "Lakenhal". Het ons bekende Hal kan hier niet door worden verklaart. Andere verklaringen zijn te vinden door de associatie van Hal met bocht of uitloper van het hoogland danwel "hellend vlak". De benaming "hell" treft men in veel andere dorpen aan die op een hellend vlak zijn ontstaan. Dit "Hell" zou verbasterd kunnen zijn tot "Hall" of "Hal".
De ligging van het gehucht Hal op een hoogte in een bocht van de Essche Stroom kan dus als verklaring van de naam worden aangenomen.